Het was nog vroeg in de ochtend. De zon stond laag aan een strakke oostelijke hemel en goot zijn stralen over de stoffige straat. Je kon zien dat het al september was. De bladeren aan de geknotte platanen begonnen al te verkleuren en de wereld baadde in het goud van al de oplichtende stofdeeltjes in de drukke straat. Ik zat op een gammel stoeltje op het trottoir tegen de gevel aangeplakt en nipte zuinigjes van mijn kleine glaasje hete thee.
In mijn hoofd maakte ik plannen . Dit was mijn laatste halte in Iran, aan de grens met Turkije, en ik zou de bus nemen naar Üsküdar, Istanboel, de Aziatische kant van Istanboel. De bus zou er 24 uur over doen. Daarna moest ik eerst met de boot de Bosporus oversteken, en dan door naar Londra Camping, helemaal aan die andere kant, de Europese kant, aan de rand van Istanboel. Van Londra Camping vertrokken de vrachtwagens, door Bulgarije en door Joegoslavië naar Oostenrijk en Duitsland. Als ik een lift kon krijgen daarheen, nou, dan zou ik daarvandaan verder kunnen liften, bij de Raststãttes en benzinepompen kon je dag en nacht doorgaan met liften. Het was even doorbikkelen maar dan redde ik het net, dan zou ik binnen een week in Nederland zijn, en was dan nog net op tijd voor mijn moeders 50e verjaardag thuis.
Van mijn laatste geld had ik een buskaartje gekocht, en met nog een klein beetje eten, tsampa, een soort brintapap die ik met water of, in betere tijden, yoghurt, aanlengde en waarmee ik mijn ergste honger stilde, hoopte ik de week te kunnen overbruggen. Die tsampa kwam me onderhand de neus uit, maar iets anders had ik niet en het was op zich goed voedzaam spul. 5 kilo had ik ervan gekocht bij Tibetaanse marktvrouwen in Manali, India, voor de voetreis door de Himalaya, en nu dus ook voor terug. Dat was nadat ik mijn geld nog eens had nageteld, toen ik eenmaal goed en wel in de Himalaya was, en tot de ontdekking was gekomen dat ik vrijwel blut was als ik de noodzakelijke kosten voor de terugreisreis bij elkaar optelde.
In Srinagar, al op de terugreis, had ik me nog weer om laten lullen, een zak wiet gekocht en waarschijnlijk nog opgelicht ook, het leken eerder gedroogde brandnetels, zoiets. Toen ik door Pakistan was gereisd had ik het spul maar door de tsampa gemengd, om geen risico te lopen bij de grens, voor je het wist pakten ze je op, en moest je smeergeld betalen om los te komen, en dathad ik niet. Als het echt spul was geweest, dan had het mij versuft door de eindeloze busritten van India tot hier aan de Turkse grens heen gesleept, maar dat viel dus tegen, of eigenlijk mee. Ik had wel kunnen genieten van de terugreis, veel gesproken met de medereizigers onderweg, en vooral de reizigers op de hadj, de bedevaart naar Mekka waren, spraakzaam geweest. Eigenlijk was ik er daarom niet zo rouwig om, als je niks anders meer te eten hebt, dan is het niet prettig er ook nog stoned van te moeten worden. Maar moe was ik onderhand wel, na dagen achtereen in de bus voelde mijn lijf als een zak losse botten.
Van de laatste paar losse centen die ik nog over had dronk ik nu mijn kopje thee en rookte een sigaret. Van het type dat je voorzichtig hrizontaal moet houden, hou je de sigaret schuin omhoog of verticaal dan loopt de scherpe tabak er zo uit.
“Mag ik bij je komen zitten.” Ik wordt opgeschrikt uit mijn beslommeringen door een jonge man, zo te zien mijn eigen leeftijd, begin 20 of zo. Natuurlijk, ik gebaar, graag, kom erbij zitten, ik mag graag in gesprek en zeker nu ik al 3 weken alleen op reis ben.
Hij stelt zich voor,”Mahmut”,”Laurens”.
Mahmut gaat zitten en kijkt met een glimlachje naar mijn pakje sigaretten,biedt mij een filtersigaret aan. “Hier, neem er een van mij, deze zijn beter dan dat wat je daar hebt.” Ik hou daar helemaal niet van, dat gedoe van al die kerels die willen laten zien dat zij het beter voor mekaar hebben dan jij, en dan met zo'n suffe filtersigaret aankomen en smalend naar jou goedkope pakje kijken. Nee, mijn sigaretten zijn prima.
Mahmut dringt aan, “Hier, kom op, die sigaretten, je kan toch zelf zien dat die al uit elkaar vallen als je ernaar kijkt, en die tabak, dat is afval, deze smaken gewoon veel beter, rook er een met mij, je kan niet weigeren.” In ieder geval lacht hij erbij, en gedraagt zich niet neerbuigend of ranzig zoals veel van die andere kerels, met hun dikke middenklasse buiken. Mahmut is een lange magere jongen en hij gedraagt zich eerder een beetje verlegen, maar tegelijk ook zelfverzekerd, ik mag hem wel. Ik neem een sigaret aan, we roken samen. We laten ons in de frisse ochtendlucht koesteren door de zon. Over een uur zal die zelfde zon meedogenloos branden en zal ik de directe zon gaan mijden, maar nu zit ik hier goed, heel goed. In de spraak hier wordt voor roken het zelfde werkwoord gebruikt als voor drinken, wij drinken de ochtendlucht.
“Ik heb je gisteravond al gezien, op de binnenplaats van de herberg” zegt Mahmut. “Je zag er eenzaam uit, zoals je daar op je bed je eten klaar aan het maken was in een klein pannetje. Ben je alleen op reis? ”
Het is waar, ik had de nacht doorgebracht in een herberg waar ik een bed had voor een minimaal bedrag. De herberg was overvol, zo vol, dat de gehele binnenplaats was ingericht met bedden, en alle bedden waren bezet door jonge mannen. Ik had ergens op die binnenplaats ook mijn bed gehad, en op de rand van mijn bed mijn tsampa klaargemaakt.
“Ik ben op de terugweg naar huis. Ik ben naar India geweest, door Pakistan, in de Himalaya, en ik ga nu weer terug”.
Mahmut buigt zich licht naar mij voorover,”Weet je ik wil je een gunst vragen. Ik heb gezien dat je daar eenzaam je prak zat te eten, en je ziet er mager uit. Volgens mij heb je niet veel meer, laat mij jou een ontbijt aanbieden.”
Ik protesteer, “Hoezo gunst, nee, dat is helemaal niet nodig, ik red me best wel, met een week kan ik weer thuis zijn, dat komt wel goed. Waar ik heen ga, daar bij ons, daar is van alles veel te veel, maak je geen zorgen.”
Mahmut dringt weer aan, “Nee, het is anders, ik vraagt jou een gunst, het is een mij een gunst om jou te geven.”. Dat ken ik ja, een paar jaar ervoor had een vrouw mij in Lapland geleerd, als ze ons iets gaf: “you can only take”. In onze omgekeerde logica ben je spekkoper als je nemen kan, profiteren kan, maar in veel andere logica's ben je juist beter af als je kunt geven.
“Ik ben moslim, weet jij iets van Islam, Islam betekent gehoorzaamheid, voor een moslim is gastvrijheid een plicht.”
Ik hou helemaal niet van die Islam, ik krijg een sik van al de hypocrisie die ik zie, maar Mahmut bevalt me wel. “Ik heb alle respect voor de Islam maar ik vind dat de mensen nog steeds hartstikke hypocriet zijn, vaak. Dat is ook bij ons hoor en die gastvrijheid dat vind ik best een mooi idee, maar het punt is, wij in het westen doen daar helemaal niet aan mee, dus is helemaal scheef als ik er hier wel van profiteer, dus voel jij je vooral niet verplicht. Ik red me wel, het is prima zo.”
Maar Mahmut dringt weer aan, “Jij ziet het niet goed, jij begrijpt mij niet goed. Heb jij gezien hoeveel mensen er in de herberg sliepen, weet jij waarom al die mannen daar in de herberg slapen?” Nou dat wist ik inderdaad niet, het was me wel opgevallen zoveel, maar eigenlijk geen idee.
Mahmut buigt verder naar voren: “Dat zal ik je vertellen. Ik, en al die mannen die jij vannacht op de binnenplaats heb zien slapen, weij zijn op weg gestuurd naar het front. Ik ben opgeroepen en moet me vervoegen bij het leger dat vecht tegen de invallen van ons land door Irak.”
Ik veer op, oorlog. Okay, dat kan, Irak heeft een paar jaar daarvoor Iran de oorlog verklaard. Saddam Hoessein ziet, met de hartelijke steun van de VS, zijn kans schoon om het buurland Iran binnen te vallen, Iran is in verwarring na de Islamitische revolutie, Klaarblijkelijk in een poging om een deel van de rijke olievoorraden af te snoepen. Maar Iran laat zich niet kennen, de buitenlandse vijand verenigt en het vecht verbeten terug. De oorlog is nu al een paar jaar aan de gang en de kansen wisselden over en weer. Sadam Hoessein wordt ruimhartig gesteund door de VS maar Iran weet nog steeds de aanvallen af te slaan. Wie eraan dood gaat, komt als martelaar in de hemel, en waar je niet dood aan gaat, daar wordt je sterker van, zo moet de logica van het Islamitisch regime ongeveer luiden. De logica van Sadam Hoessein blijft duister, die van de VS helder. En Mahmut is nu opgeroepen om naar het front te gaan.
“Ik weet dat ik ga sterven”, vertelt Mahmut. “We krijgen een band om ons hoofd en een mantel om, met een tekst erop, over ons martelaarschap, over dat we naar de hemel gaan. En dan moeten we vanuit de loopgraven naar de frontlinie lopen om de vijand te verjagen. Als we niet op een landmijn lopen, dan worden we wel doodgeschoten. Onze leiders maakt het niets uit, want we zijn martelaren en komen in de hemel. Dat is hun terrein. En daarom wil ik je een ontbijt aanbieden. Want dat is een van de vijf zuilen van de Islam, als ik een vreemdeling een maaltijd aanbiedt, dan kom ik in de hemel.”
Ik zit met kippenvel en tranen in mijn ogen op mijn stoel. Mahmut is mijn leeftijd en spreekt alsof zijn leven al is afgelopen.
“Natuurlijk, ik wil een ontbijt, ik accepteer deze gunst.”
Mahmut besteld thee, stokbrood, sesambroodjes, boter, honing. Ik laat het mij smaken, nog nooit heb ik zo genoten van brood, boter en honing.
“Maar kun je niet wegblijven, ontsnappen, waarom doe je hieraan mee, dit is toch onzin, geloof jij nu werkelijk zelf dat je naar de hemel gaat als jij jezelf als kanonnenvlees laat gebruiken? Mooie woorden, die 5 zuilen, maar het zijn woorden, je gaat misschien wel dood, het zijn sprookjes voor het slapen gaan.”
Of ik die 5 zuilen dan eigenlijk wel kende: de eerste: de belijdenis, het credo van de Islam, de tweede, 5 keer per dag het gebed, de derde, de ramadan, de vierde, de aalmoes, en de vijfde ,de hadj, de bedevaart naar Mekka. Dit, mijn ontbijt, een aalmoes, dit is zijn stairway to heaven. Tja, overzichtelijk is het wel, geloofwaardig vind ik het niet.
Mahmut kijkt schichtig om zich heen. “Ik kan er niet aan ontsnappen, jij, jij komt uit een vrije wereld, jij kunt kiezen, en daar moet je dankbaar voor zijn. Ik, ik kan niet kiezen, er is geen ontsnappen aan, als ik dat probeer wordt ik meteen opgepakt, en dan is het ook afgelopen, zonder martelaarschap, dan maak ik mijn familie te schande, en trouwens dan moet iemand anders in mijn plaats. Voor mijn familie kan ik dat nooit doen. Misschien geloof ik ook niet in al die verhalen, maar ik heb geen keus. En als ik dan geen keus heb, dan kan ik er toch maar het beste van maken, voor mijn familie, voor wie er achterblijven, misschien ook voor mezelf.”
We zijn beide ontroerd en daardoor openhartig naar elkaar. Ik voel me met zijn lot verbonden. Of ons gesprek wordt afgeluisterd, we hebben geen idee, en het maakt mij niets uit, en zo te zien Mahmut ook niet meer uit. Ik vraag het hem, het gaat om zijn veiligheid daar, maar hij zegt dat hem dat niets meer uitmaakt, hij is vooral blij met mij te kunnen praten.
Ik weet niet wat ik zeggen moet, ik stamel maar wat. “ Ik ben je dankbaar Mahmut, voor je ontbijt, maar meer nog voor je verhaal. Ik wou dat ik je kon helpen, ik hoop dat je kunt overleven, en dat je moedig kunt blijven, dat je niet onnodig zult lijden, en ik hoop dat je in de hemel komt, al weet ik ook niet wat dat betekent. Ik ben sprakeloos, ik heb mijn vrijheid en ik ga terug naar mijn wereld. Maar eigenlijk weet ik ook niet precies wat ik moet gaan doen, ik vind die vrijheid niet gemakkelijk. Ik, wij, in het westen, wij bakken er niet zoveel van, maar ik ga de draad weer oppakken als ik thuis ben.”
Mahmut drukt me op het hart dat ik mijn vrijheid moet waarderen, ik heb een kans om wat met mijn leven te doen, en die moet ik gebruiken. Hij noemt het verhaal van zijn lot een gift aan mij en vraagt mij zijn verhaal mee te nemen, en in mijn wereld door te vertellen. Bij ons afscheid stralen we beide, en omhelzen elkaar met tranen in de ogen. Die zelfde middag stap ik in de bus naar Istanboel en dezelfde avond nog verlaat ik Iran. Het zal nog lang duren voor ik eindelijk weer thuis ben.
This is precious experience Laurens. We are of a generation where many of us were able to travel afar and mix with many other cultures and learn the lessons from the road. I just want to say I have read and appreciated this sad, but profound story.
BeantwoordenVerwijderen